VERDWENEN GENTSE BEIAARDEN EN KLOKKENSPELLEN
Gent heeft in het verleden niet minder dan elf zingende
torens gehad. Tot in de 20ste eeuw bleven de twee Hemonybeiaarden overeind.
Vandaag is er alleen nog de beiaard van het belfort.
1. Baudelo
In 1661 bestelde de abt 26 klokken bij Pieter Hemony:
"Aen Mr Pr hemony clockgieter over den coop van eenen beyaert van 26
clocken t'samen weghen(de) 4174 lb. En(de) de clepels weghen(de) 223 lb.
Over de volle betalinghe ghetelt 633-6-8. Over het stellen van(den) selven,
hanghen van(de) clocken, weghen, bringhen etc. 2-10-4"
(10).
In 1676 schreef Pieter Hemony aan zijn vriend de abt van
Ename dat de prelaat van Baudelo graag drie basklokken meer had besteld, maar
dat hij het gelaten had voor de zware kosten.
In 1713 goot Jan Pauwels er na verstevigingswerken aan de
toren nog vijf klokken bij.
"Ontfaen by my onderschreven van (den) heere
procurator van Baudelo de somme van vierentwintich ponden vyfthien
schell(ingen) grooten over twee clocken ghehoten inden beyaert van (den)
voorn(oemde) abdye wegen(de) neghenentaeghentich ponden mits g(ade)rs noch
thien ponden grooten voor dry mindere clockskens inden selven beyaert. Actum
den 21en november 1713 wesende alles wisselghelt." Joannes Pauwels.
(Rijksarchief Gent, Abdij van Baudelo 748).
De beiaard werd bespeeld door monniken tot omstreeks 1750.
Daarna namen leken die taak over. Het waren de organisten Vermeulen (ca.
1750-1771) en J. F. Damman (1772-1797). De Franse Revolutie luidde echter
definitief het einde in van quasi alle kerkbeiaarden. Alleen de Hemonybeiaard
van de abdij van Baudelo werd gered door de spitsvondige ingreep van de
adjunct-secretaris van de stad Karel Van Hulthem, die op 1 februari 1797 ook
de sloop van de kapel tegenhield. Deze gefortuneerde republikein vond dat de
kapel slechts van naam moest veranderen, met name in Le Temple de la Loi et de
la Liberté. Deze tempel was zelfs aangewezen op een beiaard die de
Franse Revolutie moest bezingen. De beiaard werd stedelijk bezit en bezat op
dat ogenblik 31 klokken. Dat aantal zou nog flink aangroeien. Tijdens het
Nederlands Bewind greep opnieuw een restauratie plaats (1828), maar de jaren
die erop volgden, luidden een verval in. Severinus Van Aerschodt uit Leuven
goot er in 1860 elf nieuwe (11) en Felix
Van Espen (tijdelijk Leuvens partner van Van Aerschodt) zeven nieuwe klokken
bij. Dit gebeurde ter vervanging van de Baudeloklokken die aan de Franse
Opera waren afgestaan. Nog hetzelfde jaar ontwierp orgelmaker Lovaert een
pneumatisch beiaardklavier voor Baudelo (zie
boven). In 1911 werd de beiaard van Baudelo voor de laatste keer
gerestaureerd, zodat de stadsbeiaardier Pieter Poulet zijn reguliere
bespelingen kon verder zetten terwijl men de restauratie van belfort en
beiaard aanpakte in het vooruitzicht van de Wereldtentoonstelling 1913 te
Gent. In 1924 vroeg de stadsbeiaardier R. Dierick om alle bespelingen alleen
nog op de belfortbeiaard te mogen uitvoeren. Dit betekende het volledige
verval van deze beiaard. In 1926 gebruikte men enkele klokken van Baudelo ter
vervanging van afgekeurde klokken van het belfort. In 1948 gebruikte Marcel
Michiels er een aantal voor de restauratie van de beiaard van het belfort. In
1975-76 werden de laatste klokken uit de toren weggenomen om
veiligheidsredenen en voorlopig in de kapel bewaard. Een deel van de
resterende klokken hangt in het belfortmuseum, de overige klokjes zijn her en
der verspreid. De Gentse beiaardkring ijvert ervoor, om er op termijn terug
een automatisch speelwerk in te laten functioneren.
2. Sint-Baafskathedraal
In 1540 sloot Jacobus Waghevens uit Mechelen een contract
met het Kapittel van Sint-Baafs om een voorslag van tien klokken te leveren.
Vanaf het eerste kwartaal van de zeventiende eeuw moet er een klavier
geplaatst zijn, want in 1620 vermelden de acta capitularia van de
Sint-Baafskathedraal een beiaardier: "Augustin de Saint-Aubert van
Valenchyne". De Saint-Aubert bespeelde ook de beiaard van het belfort.
In 1636 liet bisschop Antonius Triest een nieuwe beiaard installeren in de
kathedraal met vijfentwintig klokken, gegoten door Florent en Antoine Delcourt
uit Douai. Ze wogen samen 44 397 pond. In 1725 liet Mgr van der Noot de
beiaard, op twee klokken na, met de middelen uit het Fonds Antoon Triest
hergieten en door de Gentse klokkengieter Jan Pauwels uitbreiden tot
negenendertig klokken. Randschrift en wapenschild verwezen naar Antonius
Triest. Het werd een zware beiaard met een basklok van 5.500 kg (de Bavo)
(12). De stadsbeiaardiers Augustin de
Saint-Obert (1620-1628), Philippe Laloo (1728-1740) en Peter Schepers
(1740-1745) cumuleerden hun officie met dat van kathedraalbeiaardier. Van
1745 tot 1771 werd Jan Thibaut beiaardier van de Sint-Baafs. In 1797 werden
de beiaardklokken buiten gebruik gesteld door de Fransen. De dwangsom die
aartsdiaken De Waepenaert moest betalen voor de klokken bedroeg 30 000
zilveren patakons. Toen de Franse klokkenroof stopte, werden de klokken
afgestaan als schadevergoeding voor de gedane betaling die de Fransen van de
kerk hadden opgeëist. De definitieve verkoop volgde in 1803.
3. Sint-Jacobskerk
De eerste beiaard van de Sint-Jacobskerk ging verloren
tijdens de beeldenstorm in het derde kwartaal van de 16de eeuw. Henry van den
Berghe was er beyaerdere. Op 20 september 1628 ondertekenden de twee
medepastoors, Cornelis Dhondt en Carolus Adriaenssens een contract met de
Lorreinse gieters - 'Loreynnoosen' - Frans & Nicolas de Lespine en Nicolas
Chaboteau voor het gieten van drie klokken respectievelijk van 4 500 pond
(Jacob), 3 500 pond (Salvator) en 2 500 pond
(Maria). De Salvator- en de Mariaklok hangen nog steeds
in de centrale toren. Op 3 november 1628 werd opnieuw een contract ondertekend
met de "Loreynnoosen" voor het gieten van drie bijkomende klokken voor een
voorslag van een hexachorde op c-1. Ze wogen respectievelijk 1 700 pond
(Lieven), 1 500 pond (Rochus) en 1 300 pond
(Barbara). De klokkenspijs werd besteld bij Loys de Bra. In 1631 werd
het aantal klokken uitgebreid tot negentien, vergelijkbaar met die van het
belfort in dezelfde periode, en werd een beiaardklavier geïnstalleerd. De
nieuwe klokken "behoorlick van dickte, goet van fatsoene, excelent ende
oprecht van toone ... behoorlick gheclepelt ..." werden gegoten "inde bijvanck vant
clooster vande cellebroeders". Ze wogen in totaal 18 333 pond. De
klokken werden gesponsord door begoede parochianen, de stad, bisschop Triest,
en de abt van Baudelo. Philips Latou deed de beiaardinrichting. Op 20 juli
1631 werden de 13 nieuwe klokken gewijd.
Carel Luyckx werd de eerste beiaardier van de (tweede)
beiaard van de Sint-Jacobskerk. Hij bespeelde de beiaard voor kerkelijke en
burgerlijke feesten van 1631 tot 1633. In het kerkarchief bevindt zich nog
een programma voor klokgelui en beiaardspel op een kerstfeest in de 17de eeuw.
In 1642 moesten Nicolas en Huybrecht Chaboteau de "Lieven" hergieten.
Luyckx werd opgevolgd door Jan Cauvel (1633-1634), Antoon Brousse (1634-1645),
stadsbeiaardier Philippe Laloo (1645-1658), Gaspard Duchatel (1661-1674),
Jaspaert Catellio (1674-1712), stadsbeiaardier Peter Schepers (1717-1745), en
Jan Scheirens (van 1745 vermoedelijk tot aan de Franse Revolutie). Slechts
twee klokken van de 17de eeuwse gieters overleefden de opeisingen van de
bezettende legers of de onrechtstreekse gevolgen ervan. Het zijn de Salvator
met de dodendansfries en de Maria.
4. Sint-Michielskerk
De oudste vermelding van de klokken in de Sint-Michielskerk
gaat terug tot 1392, aangevuld in 1414 met een nieuwe klok. Het "Memorieboek"
van 1512-13 vermeldt: "Item in dit jaer waeren 't Sente Michiels te Ghent,
de clocken ghehanghen op een cleenen turre al nieuwe ghegoten ende waren goet
accoort." Het werd aanvankelijk een voorslag van zes klokken, voldoende om
een eenvoudige Gregoriaanse antifoon op te zetten, maar hij werd door de
Calvinisten verwoest tijdens een beeldenstorm. De kerkrekeningen van
1617-1618 maken opnieuw melding van "'t maecken ende ghieten van eeneghe
clocken soo groote als cleene, omme daerup nevens de ghonne, hanghende up den
turre, te doen spelen eenighe gheestelicke liedekens ende hymnen ...".
Justus Billet schreef erover "datter in die tyt ghene betere beyaert binnen
de stadt Ghent' te horen was 'ter verweckynghe van de ghemeente tot
devotie". Het werd een diatonische reeks van 11 klokken. De bescheiden
beiaard werd bespeeld door Pieter Kerre (Carre), de organist van de kerk. In
1618-1619 werd hem als beiaardier van de Sint-Michiels, namens de broederschap
van het H. Kruis, een gage van 30 schellingen betaald. In 1620 goot Jan
Grongnart er nog "eeneghe clocken" bij. Paeschier Mellaert voerde in
1633 enkele verbeteringswerken uit aan het klokkenspel. Alle klokken
verdwenen tijdens de Franse Revolutie.
5. Sint-Pietersabdij
De abdij bezat reeds in de 15de eeuw een voorslag van tien
klokken van de Leenknecht. Volgens de lijst van de gebroeders van Halle kon
de abdij zich in 1658 beroemen op een aanzienlijke beiaard van 34 544
pond. De gieter ervan is helaas niet bekend. De beiaard werd bespeeld door
monniken van de abdij. In de 18de eeuw scheen daar verandering in te komen.
Jan Thibaut, beiaardier van de Sint-Baafskathedraal, werd in 1761 ook
beiaardier van de Sint-Pietersabdij. In 1771 werd hij opgevolgd door de
organist Latour (1771-1775). F. J. A. Mertyn die ook organist was, werd
beiaardier van de abdij tot 1797. Toen werd de toren leeggehaald door de
republikeinen. Dit betekende het definitief einde van de abdijbeiaard.
6. Sint-Niklaaskerk
Tijdens het Calvinistisch Bewind werden alle klokken van de
Sint-Niklaaskerk ontmanteld en verkocht. In Oost-Vlaamse beiaarden,
verleden en heden maakt Berten De Keyzer melding over een beiaard van de
Sint-Niklaaskerk in het begin van de 17de eeuw. Pieter Kerre was beiaardier
en organist van deze kerk, en beiaardier van de Sint-Michielskerk. In 1610
telde de beiaard 19 klokken, in 1632 zou hij uitgebreid zijn tot een
drie-octaafsbeiaard van 31 klokken. Hemony goot er drie luidklokken voor.
Toch wordt er over deze beiaard - indien die er al was - met geen woord gerept
in "Rachat des cloches de Gand en 1678" door de Limburg-Stirum. Werd
de beiaard vóór 1678 van de hand gedaan om oorlogsschatting te
voorkomen? Zeker is dat de kerk na de klokkenvordering (terug) een voorslag
had. Tijdens de Franse Revolutie ging ook die verloren. Na het Concordaat
van Napoleon met de paus hield de klokkenroof op en verhuisden drie
overgebleven Dumeryklokken uit 1764 van de Jezuïetenkerk naar de toren
van de Sint-Niklaaskerk waar ze tot vandaag in gebruik zijn.
7. Overige klokkenspellen
De overige vier klokkenspellen waren enkel automatische
trommelspeelwerken in de 16de en 17de eeuw: die van het
Karthuizersklooster op het Meerhem (17de eeuw), de Sint-Martinuskerk
te Ekkergem (16de eeuw), de kerk van de voormalige abdij Nieuwenbos
(Nonnenbos, 17de eeuw) en de Sint-Salvator of Heilig Kerstkerk (16de
eeuw). Het zijn bijna zeker alleen voorslagen geweest. Ze worden onder meer
vermeld door De Keyzer, De Potter, Van Werveke, De Limburg-Stirum, Kervyn de
Volkaersbeke.
Voetnoten
(10) Rijksarchief Gent, Abdij van
Baudelo 301, 1658-1664, f° 116.
terug naar hoofdtekst
(11) Paul-Félix Vernimmen, De
klokkengieters Van Aerschodt, in Mededelingen van de Geschied- en
Oudheidkundige Kring voor Leuven en omgeving, Leuven 1982, Deel XXII pag. 75.
terug naar hoofdtekst
(12) Dit gewicht wijkt af van de
gegevens die we kregen van klokkengieter Jacques Sergeys en die te vinden zijn
in een notitieboekje van zijn vader Frans Sergeys. Volgens de gegevens van
Sergeys zou de Bavo ca 4.500 kg wegen.
terug naar hoofdtekst
|